Groter warmterendement
Er zijn vele verschillen, maar hét grote verschil is het warmterendement. Van de verbrandingswarmte in een Tigchelkachel of een Tigchel finoven wordt 92% opgeslagen. Slechts 8% verdwijnt door het rookkanaal naar buiten. Van deze opgeslagen warmte blijft 95% beschikbaar voor de te verwarmen ruimte.
Bij het stoken van een metalen houtkachel zijn de houtblokken zomaar "op". De kachel moet voortdurend worden bijgevuld. Het opwarmen van een kamer gaat weliswaar snel (dan wel kortstondig heet), maar door het korte traject binnen de kachel verdwijnt een groot deel van de warmte via de schoorsteen. Dit betekent een laag warmterendement. Om de warmte enigszins gelijk te houden, wordt het vuur regelmatig onderdrukt zodat het gaat smeulen. Dit heeft echter als groot nadeel dat er veel rookontwikkeling optreedt. Niet alleen dringt de rook (en dus ook stank) uw woonruimte binnen, ook buiten zien we dan veel rook uit de schoorsteen komen. En rook betekent onverbrand houtgas en daarmee energieverlies. Met andere woorden: hoe meer rook u ziet, des te meer energie er verdwijnt via de schoorsteen.
In onze kachels wordt een kortstondige hoge temperatuur ontwikkeld in de stookkamer. De rookgassen leggen een lang traject af alvorens ze de kachel verlaten. Op die manier wordt veel warmte verzameld en een hoog warmterendement bereikt. De steenmassa van onze kachels slaat alle hitte op. De buitenkant wordt nooit heet maar "aaibaar warm".
Beheersbare warmte
Een ander belangrijk verschil is de geleidelijke, beheersbare stralingswarmte. De hitte van een houtgestookte metalen kachel (of van een open haard) is alleen beheersbaar door het vuur te onderdrukken tot smeulend vuur. De warmte van een Tigchelkachel of een Tigchel finoven is daarentegen wel beheersbaar: de temperatuur van de warme stenen wanden verschilt slechts weinig van de temperatuur in uw kamer. Daardoor geven onze kachels hun warmte geleidelijk af.